De Hongaarse bergketens
Stilaan verkennen we ons nieuwe thuisland. Als je naar de relïefkaart van Hongarije kijkt is het duidelijk: Noordelijk zijn er bergketens grenzend aan de hogere bergen in Tjechië en Oostenrijk. Zuid-oost is er vooral een eindeloze vlakte

Hongaren én buitenlanders trekken graag en vaak op wandelvakantie naar de 2 hoogste bergketens: de Mátra en het Bükk gebergte. Netjes halverwege deze 2 is er een mooi toeritisch stadje Eger dat een prima uitvalsbasis vormt voor beide ketens.
Wij trokken 4 dagen uit om de streek te leren kennen, het is immers voorbij Budapest, 2h30 rijden van ons. Met Eger als vertrekpunt: mooi gezellig stadje waar je de plaatselijke wijn (Egri Bikaver of ‘stierenbloed uit Eger’) kan/moet proeven. Alle (?) wijnhuizen hebben een verkooppunt/proeverij op dezelfde locatie: de ‘vallei van de mooie vrouwen’. Tja, als je al die wijn proeft is elke vrouw mooi denk ik… Er vlakbij is dan ook nog eens een kleine camping dus onze daktent werd nog eens gebruikt.






Een volgende keer willen we ook wel eens het wellness-hotel naast de zoutrotsen en heetwaterbronnen (in Egerszalók) uitproberen.



Na het stadje Eger trokken we dan het Bükk gebergte in. Hoewel het niet de hoogste top van Hongarije heeft, is de gemiddelde hoogte wel vrij hoog en de hellingen best steil. In deze keten krijg je dus een echt ‘berg’ gevoel. Maar met toppen <1000m kom je niet boven de boomgrens uit, laat staan de sneeuwgrens: verwacht dus géén alpen-uitzicht. Wel prachtige dichte bossen & rotswanden & héél veel grotten. We kozen Lillafüred als bestemming: daar konden we zowel de hoogste waterval als enkele prachtige uitzichten & grotten bekijken. Het plaatsje is inderdaad echt heel mooi, je kan op het meer roeien en eindeloos wandelen. Alleen die hoogste waterval…in de zomer leiden ze water om ‘voor de toeristen’ zodat hij niet droog valt, en in de winter is er voldoende water. Maar in september…is er dus géén waterval.



De Mátra heeft dan wél de hoogste Hongaarse berg: de Keketö, 1014m. Ook weer ruim onder de boomgrens: uitzichten zijn beperkt tot waar er skipistes zijn aangelegd. Als Belg ben ik het niet gewoon: natuur die gewoon natuur is gebleven: enkele uitkijk-torens en verder enkel heerlijk groen, dicht bos. Op de Keketö vooral beukenbos, wat wat donkerder is, op de lagere bergruggen is er ook veel eik. Onze wandeling ging langs het graf van ‘Gabi’ volgens overlevering een houthakker waarvan het paard struikelde en die van de bergwand viel en ter plaatse werd begraven.






We zetten onze auto-met-daktent in één van de weinige kampings: Sasto. Op de website een levendige kamping met veel eetgelegenheden, winkeltje, …In september echter al volledig verlaten. Super rustig dus: Mazy lieten we dan maar vrij rondlopen.


Wij wonen tot slot nét voorbij de ‘laagste’ van de bergketens: de Bakony (tot 600m, zoals de Belgische ardennen dus). Op 10 km van onze voordeur kan je de (pittige) klim al starten, en we maakten al véél prachtige wandelingen in het gebied, over onze fietstocht bergop lees je echter hier.



